Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Wijzigingswet Wet op het basisonderwijs, enz. (gemeentelijk onderwijsachterstandenbeleid)

 

Artikel VII OVERGANGSBEPALING TOEDELING GEMEENTELIJKE MIDDELEN
1
In afwijking van de artikelen 168, eerste lid, van de Wet op het primair onderwijs, 154, eerste lid, van de Wet op de expertisecentra en 118d, eerste lid, en 269, eerste lid, van de Wet op het voortgezet onderwijs ontvangt iedere gemeente, voor zover die daarvoor in aanmerking komt op grond van dit artikel, met ingang van 1 augustus 1998 voor de periode van 4 jaar een specifieke uitkering ter tegemoetkoming in de kosten voor het bestrijden van onderwijsachterstanden. De uitkering wordt per jaar verstrekt.
2
De specifieke uitkering is opgebouwd uit:
a
het bedrag dat de gemeente, de in de gemeente gelegen scholen of de andere instellingen die bij de uitvoering van het Besluit onderwijsvoorrangsgebieden betrokken zijn, over de periode van 1 augustus 1996 tot en met 31 juli 1997 ontvangen op grond van de toepassing van het Besluit onderwijsvoorrangsgebieden,
b
het bedrag dat de gemeente over de periode van 1 augustus 1996 tot en met 31 juli 1997 ten laste van de begroting van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen ontvangt voor de opvang van buitenlandse zigeunerkinderen,
c
het bedrag dat de gemeente over de periode van 1 augustus 1996 tot en met 31 juli 1997 ontvangt voor de toepassing van de met de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen gesloten overeenkomst met betrekking tot het onderwijsbeleid allochtonen,
d
het bedrag dat de scholen voor basisonderwijs over de periode van 1 augustus 1996 tot en met 31 juli 1997 ontvangen op grond van de beleidsregel Aanvullende formatie voor basisscholen op grond van bijzondere omstandigheden voor het schooljaar 1996-1997 (PO/B-95034880, Uitleg OCenW-Regelingen 1996, 24) voor zover het betreft de eerste opvang van buitenlandse leerlingen,
e
het bedrag dat de scholen voor voortgezet onderwijs over de periode van 1 augustus 1996 tot en met 31 juli 1997 ontvangen op grond van de Regeling formatierekeneenheden culturele minderheidsgroepen en anderstalige leerlingen WVO 1994 (VO/JP-94002531, Uitleg OCenW-Regelingen 1994, nr. 8), zoals gewijzigd bij ministeriële regeling van 16 februari 1995 (VO/JP-94048719, Uitleg OCenW-Regelingen 1995, nr. 8), voor zover het betreft:
1
de tussentijdse instroom van leerlingen in het voorafgaand schooljaar (de voorschotregeling), bedoeld in artikel 5 van de regeling,
2
herberekening van formatie, bedoeld in artikel 6 van de regeling, en
3
tussentijdse instroom van leerlingen in het lopend schooljaar (de eerste opvang), bedoeld in artikel 7 van de regeling,
met dien verstande dat de bedragen, bedoeld in de onderdelen d en e, jaarlijks kunnen variëren.
3
Naar rato van de verdeling van de middelen, bedoeld in het tweede lid, onderdelen c, d en e, over de gemeenten, wordt de specifieke uitkering jaarlijks verhoogd met een bedrag van f 30 mln uit de middelen die vrijkomen door toepassing van het Besluit van 12 november 1993 tot wijziging van het Formatiebesluit WBO 1992 in verband met wijziging van de vereisten voor het gewicht 1,25 (Stb. 1993, 608).
4
Onverminderd de mogelijkheid tot aanpassing, bedoeld aan het slot van het tweede lid, worden de bedragen, bedoeld in het tweede lid, zoals aangepast bij de regeling Indexering specifieke uitkering goa (Uitleg OCenW-Regelingen 1998, 17), alsmede het bedrag, bedoeld in het derde lid, per 1 augustus 1999, 1 augustus 2000 en 1 augustus 2001, telkens te rekenen met de laatstelijk aangepaste bedragen, bij ministeriële regeling aangepast aan de ontwikkeling van de gemiddelde personeelslasten van leerkrachten in het basisonderwijs, speciaal onderwijs, voortgezet onderwijs en voortgezet speciaal onderwijs in het voorafgaande kalenderjaar.
5
Onverminderd de mogelijkheid tot aanpassing, bedoeld aan het slot van het tweede lid, worden de bedragen, bedoeld in het tweede lid, onder d en e, zoals vastgesteld op grond van het vierde lid, per 1 augustus 1999, 1 augustus 2000 en 1 augustus 2001 bij ministeriële regeling verhoogd met een bedrag ter compensatie van de uitbreiding van de arbeidsduurverkorting voor leerkrachten in het basisonderwijs, speciaal onderwijs, voortgezet onderwijs en voortgezet speciaal onderwijs met ingang van 1 augustus 1998, welk bedrag wordt vastgesteld overeenkomstig de desbetreffende compensatie op grond van de regeling Indexering specifieke uitkering goa (Uitleg OCenW-Regelingen 1998, 17).
6
De gemeentebesturen en de bevoegde gezagsorganen van de scholen en andere instellingen die bij de uitvoering van het Besluit onderwijsvoorrangsgebieden betrokken zijn, zijn gehouden binnen drie maanden na een daartoe strekkend verzoek aan de door Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen en, voor zover het landbouwonderwijs betreft, Onze Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, aangewezen personen alle gevraagde bescheiden ter inzage te geven en de gevraagde inlichtingen te verstrekken die van belang zijn voor de uitvoering van dit artikel.
7
De specifieke uitkering en de aanpassingen, bedoeld in het vierde en vijfde lid, kunnen jaarlijks worden gewijzigd, onderscheidenlijk geheel of gedeeltelijk achterwege worden gelaten, voor zover de toestand van 's Rijks kas dat noodzakelijk maakt.
8
Bij ministeriële regeling kunnen nadere voorschriften worden gegeven voor de toepassing van dit artikel.


Jurisprudentie bij dit artikel

  • Hieronder wordt een selectie van de bijbehorende jurisprudentie getoond.

  • Geen resultaten gevonden voor de door u opgegeven zoek termen.
  •